INFLUENZA.
Influenza wordt veroorzaakt door het influenza virus. Het veroorzaakt in het paard een ontsteking van de voorste luchtwegen en hoge koorts. Vaak raken ook bacteriën betrokken bij de ontsteking, wat de symptomen kan verergeren. Bij dieren met een verminderde weerstand (jonge veulens, oude of zieke paarden) kan de infectie zelfs dodelijk zijn. Het virus verspreidt zich makkelijk tussen paarden via snot of slijm. Het vaccin beschermt het paard tegen de ziekte verschijnselen én voorkomt uitscheiding en dus verspreiding van het virus.
Wanneer fokmerries goed gevaccineerd zijn, zijn veulens vanaf hun geboorte beschermd tegen influenza door de antistoffen die in de biest zitten. Vanaf 6 maanden moeten veulens zelf gevaccineerd worden. Wanneer de vaccinatie status van de merrie niet voldoende of onbekend is, is het verstandig om het veulen op 4 maanden voor het eerst te enten. De eerste vaccinatie noemen we de basisvaccinatie. Deze bestaat uit 3 opeenvolgende prikken, de eerste twee met een tussentijd van minimaal 21 en max. 92 dagen, en de derde minamaal 120 dagen en maximaal 7 maanden na de 2de prik. Daarna kan volstaan worden met jaarlijks ( maximaal 365 dagen tussentijd) één prik.
Er bestaat geen wettelijke verplichting om te vaccineren tegen influenza, maar de KNHS verplicht paarden die deelnemen aan concoursen, evenementen of keuringen dat zij een juiste basisvaccinatie hebben gekregen en dat zij jaarlijks (binnen het jaar) gevaccineerd worden. Daarnaast moet de recentste vaccinatie langer dan één week voor het evenement gegeven zijn. Let echter wel op; dit zijn minimale eisen van de overkoepelende bond (KNHS). Organisatoren of stamboeken kunnen voor hun evenement strengere eisen stellen. De internationale hippische sportbond (FEI) schrijft voor dat er twee keer per jaar tegen influenza gevaccineerd wordt.
TETANUS
Tetanus wordt veroorzaakt door gifstoffen die geproduceerd worden door de bacterie Clostridium tetani. Deze bacterie komt voor in de bodem en kan via een wond het paard infecteren. Hij gedijt vooral goed in wonden waar weinig zuurstof bij kan, zoals kleine, diepe steekwondjes of wonden waar veel afstervend weefsel bij betrokken is. Deze gifstoffen werken op het zenuwstelsel van het paard, waardoor de spieren gaan verkrampen, wanneer ook de tussenribspieren verkrampen kan het paard geen adem meer halen en stikt hij. Paarden kunnen, eenmaal geïnfecteerd, elkaar niet besmetten.
Vaccineren tegen tetanus is van essentieel belang omdat alle paarden wel eens een wond(je) oplopen. Veulens lopen direct vanaf de geboorte risico omdat de navel nog een open wondje is. Daarom is het belangrijk dat fokmerries goed gevaccineerd zijn, zodat ze antistoffen tegen tetanus via de biest aan het veulen doorgeven.
De basis enting bestaat uit 2 prikken die met 4 tot 6 weken tussentijd gegeven worden. De meest gebruikte vaccinatie tegen tetanus is het combinatie vaccin met influenza. Wanneer uw paard volgens schema tegen influenza gevaccineerd is, zal de bescherming tegen tetanus ook voldoende zijn. Wanneer u uw paard niet tegen influenza vaccineert is het belangrijk om, als uw paard een wond oploopt, direct ( liefst dezelfde dag) antiserum te geven. Dit geeft direct bescherming tegen de tetanusbacterie, maar deze bescherming houdt slechts korte tijd aan.
Als u bewust niet tegen influenza wilt vaccineren kunt u overwegen om alleen de tetanus enting te laten toedienen. Er bestaat geen verplichting om tegen tetanus te enten, het is echter wel zeer aan te bevelen.
RHINOPNEUMONIE
Rhinopneumonie (Rhino) wordt veroorzaakt door het Equine Herpes Virus (EHV). Van dit virus bestaan meerdere typen, maar EHV 1 en EHV 4 komen het meeste voor. ( Heel veel paarden in Nederland zijn ooit besmet met EHV type 4.) Tegelijkertijd zijn er drie uitingsvormen van EHV. De eerste is de ‘ademhalingsvorm’, hierbij krijgt het paard verkoudheidsverschijnselen zoals een snotneus, hoesten en soms wat koorts. Deze vorm kan door zowel type 1 als 4 veroorzaakt worden. De tweede uitingsvorm is de neurale vorm. Het paard wordt atactisch of raakt zelfs verlamd. Deze vorm wordt veroorzaakt door type 1. Ten derde komt de abortusvorm voor; drachtige merries werpen (te vroeg) een dood veulen. Ook deze vorm wordt door EHV type 1 veroorzaakt. Overdracht van het virus vindt vooral plaats via snot , speeksel en door te proesten. Vruchtwater van een aborterende merrie bevat ook zeer veel virus deeltjes. Het virus blijft buiten het paard hooguit enkele uren infectieus.
Een paard dat eenmaal geïnfecteerd is geraakt met het EHV virus, raakt het virus nooit meer helemaal kwijt en het kan op momenten van stress opeens weer actief worden. Daarnaast blijft de afweer die een paard opbouwt tegen het virus, slechts een korte tijd werkzaam. Dit geldt helaas ook voor de afweer die opgebouwd wordt na vaccinatie tegen rhino.
Belangrijkste maatregelen ter voorkoming van besmetting met EHV zijn het beperken van stressfactoren en hygiënemaatregelen.
Vaccineren tegen rhinopneumonie is wél mogelijk, maar helaas geeft het geen volledige bescherming tegen abortus of de verlammingen. Het zorgt er wel voor dat de symptomen van de verkoudheidsvorm veel milder verlopen en dat de uitscheiding van het virus door een besmet paard sterk gereduceerd wordt. Hieruit volgt dat het vaccineren van een of enkele paarden binnen een koppel weinig zinvol is. Vaccineren is wél zinvol wanneer alle dieren binnen de koppel tegelijkertijd ge-ent worden. Op fokkerij bedrijven is dit extra van belang, omdat de circulatie van het virus sterk verminderd wordt en daarmee de kans op besmetting met abortus tot gevolg, dus ook.
Vaccinatie schema bestaat uit een basis enting: twee prikken met vier tot zes weken tussen tijd gevolgd door een halfjaarlijkse herhalingsprik. Wanneer vaccinatie ingezet wordt om het risico op abortus te reduceren, dan dient men 3 maal te vaccineren namelijk op de vijfde, zevende en negende maand van iedere dracht.
Er bestaat geen verplichting om tegen rhinopneumonie te vaccineren.
DROES
Droes wordt veroorzaakt door de bacterie : streptococcus equi equi . De bacterie zorgt voor koorts, neusuitvloeiing en gezwollen, ontstoken lymfeknopen. Droes kan bij alle paarden voorkomen, maar je ziet het vooral bij jonge paarden en heel oude paarden. Klassiek is het beeld van de dikke keelstreek. Het paard is lusteloos en stopt met eten door keelpijn. Na enige tijd breken de gezwollen lymfeknopen open en komt er pus uit. De bacterie zit in grote hoeveelheden in de pus en neusuitvloeiing van besmette paarden. Andere paarden raken besmet door direct contact met patiënten of via materialen of kleding van verzorgers. Absolute hygiëne en afzondering van zieke paarden zijn essentieel om verspreiding verder te voorkomen. Nadat een paard de bacterie via neus of mond heeft binnen gekregen duurt het 3 tot 14 dagen voordat er symptomen zichtbaar worden. De ernst van de symptomen is mede afhankelijk van de hoeveelheid bacteriën die het paard binnen heeft gekregen.
Vaccineren tegen droes is mogelijk en vooral zinvol wanneer deze ziekte binnen een bedrijf vaker voorkomt, of wanneer jonge paarden uitgeschaard worden.
Vaccineren kan vanaf een leeftijd van vier maanden. De basis vaccinatie bestaat uit twee prikken met een tussentijd van vier weken. Hierna volgt de herhalingsvaccinatie elke drie maanden (voor zolang het paard zich in een hoog risico omgeving bevindt). Deze prikken worden met een klein naaldje in de bovenlip van het paard geplaatst. Hierdoor kan een tijdelijke zwelling optreden, die na enkele dagen vanzelf verdwijnt.
WEST-NILE DISEASE
West Nile Disease wordt veroorzaakt door een virus (WNV). Dit virus vermenigvuldigt zich in vogels en wordt verspreid via muggen. Paarden, mensen en andere zoogdieren kunnen besmet raken met WNV wanneer zij gestoken worden door een mug die eerder een besmette vogel heeft geprikt. Paarden zijn onderling niet besmettelijk voor elkaar of voor mensen.
Tot op heden komt West Nile nog niet in Nederland voor, maar omdat het elders in Europa wel al de kop heeft opgestoken is de verwachting dat dat in Nederland ook zomaar kan gaan gebeuren.
Niet alle paarden die besmet raken met WNV worden ziek. Van de paarden die wel ziek worden vertoont verreweg de meerderheid wat vage griepachtige verschijnselen die vanzelf over gaan. Slechts enkelen krijgen hoge koorts en hersenverschijnselen (spiertrillingen, ataxie, niet meer op kunnen). Deze paarden zijn ernstig ziek en hebben een slechte prognose. Een behandeling is er niet.
De diagnose wordt gesteld aan de hand van bloedonderzoek of, als het paard overlijdt, door middel van sectie.
Omdat West Nile in ernstige vormen kan voorkomen en omdat er geen behandeling mogelijk is, is preventie van de ziekte de belangrijkste insteek van de bestrijding.
Voor paarden bestaat er een vaccin waarmee het individuele paard beschermd is tegen West Nile Disease.
De basisvaccinatie bestaat uit twee prikken met 4 tot 6 weken tussentijd. Daarna wordt de vaccinatie jaarlijks herhaald. Het beste moment om te vaccineren is in het voorjaar, ofwel het begin van het muggenseizoen. Daarnaast is het weren en bestrijden van muggen belangrijk om verspreiding van WNV te voorkomen.
Vaccinatie wordt geadviseerd voor paarden die in de internationale sport lopen of op andere manier internationale contacten hebben.
Er bestaat geen wettelijke verplichting om paarden te tegen WNV te vaccineren. Wanneer de ziekte werkelijk gediagnosticeerd wordt, moet dit gemeld worden bij de overheid.
HUIDSCHIMMELINFECTIES (RINGSCHURFT)
Bij paarden komen huidschimmelinfecties regelmatig voor . Meestal worden ze veroorzaakt door de schimmelsoorten microsporum of trichophyton. Schimmels komen overal in de omgeving voor maar groeien vooral goed onder warme, vochtige omstandigheden. De sporen die door schimmels gevormd worden en waaruit weer nieuwe schimmels kunnen groeien, zijn zeer resistent en kunnen ook onder omstandigheden als kou en droogte goed overleven.
Wanneer het vettige beschermlaagje van de huid is aangetast, kunnen schimmels binnendringen. Dit kan zijn bij paarden met een verminderde weerstand, maar ook plaatselijk bij schuurplekken van tuig of onder dekens. Na het binnen dringen duurt het ongeveer één tot vijf weken voordat je de eerste symptomen ziet. Deze bestaan uit kleine bultjes met opstaande haren tot grotere kale, grijs/witte plekken. Schimmelinfecties veroorzaken doorgaans geen jeuk. Schimmelinfecties kunnen spontaan genezen, maar behandeling is wel gewenst omdat ook andere dieren en mensen besmet kunnen raken. Een paard dat éénmaal een schimmelinfectie heeft doorgemaakt, krijgt het in de regel geen tweede keer. Overdracht van schimmelinfecties kan via direct contact tussen paarden, maar ook indirect via borstels, dekens, kleding of handen. Om een schimmelinfectie te voorkómen is hygiëne een belangrijke pijler, maar het meest belangrijk is een goede weerstand van het paard.
Daarnaast bestaat de mogelijkheid om te vaccineren tegen huidschimmelinfecties. Deze vaccinatie mag echter niet routinematig ingezet worden, maar alleen op bijzondere indicatie. De vaccinatie bestaat uit twee injecties met twee weken tussentijd en moet na negen maanden herhaald worden. De vaccinatie kan ook therapeutisch ingezet worden bij zeer hardnekkige infecties.
Lees meer...